Fijne motoriek

Doelgroep

Leerlingen van groep 1 tot en met 8 in het basis- en speciaal onderwijs waarbij de fijnemotorische ontwikkeling vragen oproept bij leerkrachten.

U kunt hierbij denken aan leerlingen die:

  • geen duidelijke voorkeurshand hebben ontwikkeld
  • een krampachtige pengreep hebben
  • waarbij (nog) een totaalmotoriek in de hand te zien is, waardoor alle vingers tegelijk bewegen. Er is (nog) geen dissociatie in de hand aanwezig. De duim en vingers kunnen (nog) niet afhankelijk van elkaar bewegen.
  • moeite hebben met het gebruik van twee handen samen om een activiteit tot stand te brengen

Inhoud

Dit ergotherapeutisch onderzoek omvat een observatie op school. Aan de hand van de observatiegegevens zullen de beperkingen en mogelijkheden van de leerling met betrekking tot de fijnemotorische ontwikkeling in kaart worden gebracht.
De leerkracht krijgt handvatten over de manier waarop de fijne motorische vaardigheden van de leerling het beste gestimuleerd kunnen worden binnen het onderwijs. Adviezen kunnen gericht zijn op de uitgangshouding, advisering t.a.v. materialen en middelen, advisering van oefeningen om de fijne motorische ontwikkeling te stimuleren.

Product

De ergotherapeut interpreteert de resultaten van het onderzoek van de betreffende leerling. Deze bevindingen worden samen met de adviezen vastgelegd in een korte rapportage, gevolgd door een nagesprek. Zonodig worden doelen voor ergotherapeutische behandeling opgesteld.